Een gemeentebelasting op de aanvragen tot of melding van het exploiteren of veranderen van hinderlijke inrichtingen.

.

Art. 1.  Er wordt voor een termijn van 3 jaar beginnend op 01 januari 2010 en eindigend op 31 december 2012, een gemeentebelasting gevestigd op de aanvragen tot of de melding van het exploiteren of veranderen van hinderlijke inrichtingen, waarvan de lijst en de indeling het voorwerp uitmaken van bijlage 1 bij het Besluit van de Vlaamse Executieve houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), evenals van de inrichtingen die vallen onder de toepassing van hoofdstuk II van het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van de ioniserende stralingen.

Art. 2.  De belasting is verschuldigd door de exploitant van de inrichting die gehouden is tot het indienen van de aanvraag tot of het melden van het exploiteren of veranderen ervan.

Art. 3.  De belasting wordt vastgesteld:

- voor de inrichtingen door het Vlarem gerangschikt in de eerste klasse en onderworpen aan een milieueffectrapport en/of een veiligheidsrapport, op € 1.250,00 per inrichting;

- voor de inrichtingen door het Vlarem gerangschikt in eerste klasse, op € 500,00 per inrichting;

- voor de inrichtingen door het Vlarem gerangschikt in tweede klasse, op € 125,00 per inrichting;

- voor de inrichtingen door het Vlarem gerangschikt in derde klasse, op € 12,50 per inrichting;

- voor de inrichtingen gerangschikt in derde klasse door het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, op € 12,50 per inrichting.

Art. 4. De belasting is slechts voor 50 % verschuldigd indien de vergunning wordt geweigerd.
Zijn van de belasting vrijgesteld:

- inrichtingen geëxploiteerd door beschuttende werkplaatsen;

- inrichtingen bedoeld in artikel 1, 8° van het Vlarem (tijdelijke inrichtingen);

- lozingen van normaal afvalwater door het Vlarem gerangschikt in 3e klasse;

- opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, door het Vlarem gerangschikt in 3e klasse;

- opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55° C maar dat de 100° C niet overtreft, door het Vlarem gerangschikt in 3e klasse.

Art. 5. De belasting wordt, in geval de contante inning niet kan worden uitgevoerd, ingekohierd en is dan onmiddellijk eisbaar.
Het kohier wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het College van Burgemeester en Schepenen.

Art. 6.  De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig de wet betreffende de invordering en de geschillen ter zake van plaatselijke heffingen.

Art. 7. Het door het College van Burgemeester en Schepenen uitvoerbaar verklaarde kohier wordt tegen ontvangstbewijs aan de gemeenteontvanger overgezonden. De gemeenteontvanger verzendt onverwijld de aanslagbiljetten aan de belastingplichtigen.

Art. 8. Het kohier bevat volgende inlichtingen:

1. de naam van de gemeente;

2. de naam, voornamen of maatschappelijke benaming en het adres van de belastingplichtige;

3. de datum van het reglement krachtens welke de belasting is verschuldigd;

4. de benaming van de grondslag, het tarief, de berekening en het bedrag van de belasting, evenals het dienstjaar waarop zij betrekking heeft;

5. het nummer van het artikel;

6. de datum van uitvoerbaarverklaring;

7. de verzendingsdatum;

8. de uiterste betalingsdatum;

9. de termijn waarbinnen de belastingplichtige bezwaar kan indienen, de benaming en het adres van de instantie die bevoegd is om deze te ontvangen.

Art. 9 De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
De betaling kan alleen gebeuren door storting of overschrijving op rekening van het gemeentebestuur met verplichte vermelding van de gestructureerde mededeling op de betaalstrook gehecht aan het aanslagbiljet. De betalingen zonder gestructureerde mededeling worden terugbetaald.

Art. 10. De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen.
Het bezwaarschrift:

- moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk (per post of door overhandiging tegen ontvangstbewijs) ingediend worden binnen een termijn van 3 maanden vanaf de contante inning van de belasting bij het College van Burgemeester en Schepenen, Dorpsstraat 7, 3450 Geetbets;

- wordt gedagtekend door de bezwaarindiener of zijn (haar) vertegenwoordiger;

- vermeldt de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige;

- vermeldt het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van feiten en middelen.

Art. 11. In geval van bezwaar bericht het College van Burgemeester en Schepenen schriftelijk ontvangst aan de bezwaarindiener of aan zijn (haar) vertegenwoordiger binnen een termijn van acht dagen na de verzending of indiening van het bezwaarschrift.
Het College van Burgemeester en Schepenen betekent aan de bezwaarindiener of aan zijn (haar) vertegenwoordiger bij ter post aangetekende brief de datum van de hoorzitting tijdens welke het bezwaarschrift onderzocht zal worden, evenals de dagen en uren waarop het dossier geraadpleegd zal worden. Deze betekening gebeurt minstens 15 werkdagen voor de dag van de hoorzitting.
De bezwaarindiener die wenst gehoord te worden of één of meerdere getuigen wenst voor te brengen, brengt het College van Burgemeester en Schepenen hiervan op de hoogte ten minste vijf werkdagen voor de hoorzitting.
Het College van Burgemeester en Schepenen betekent haar beslissing per aangetekende brief aan de bezwaarindiener en in voorkomend geval aan zijn (haar) vertegenwoordiger.

Art. 12. Tegen de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen kan de bezwaarindiener beroep instellen bij de rechtbank van eerste aanleg van Leuven.